Frank

post-COVID gemeenschap l Mathijs Fitters2

Voor degene die het ook hebben: hou vol, heb moed! Voor degene die het niet hebben: tracht het zo te houden, want deze hel wens je niemand toe.

Om alle misverstanden te vermijden, dit is geen epistel om medelijden op te wekken, want ik verwacht niet dat iemand dit tot het einde zal uitlezen. Dit is mijn verhaal van hoe het afgelopen jaar er voor mij uit zag. Ik voel dat ik dit móet doen, en de psychologe heeft mij hierin gestimuleerd, al is het maar in de hoop dat het louter therapeutisch helpt.

Maandag 24/02/2020. Krokusvakantie. Eindelijk, een weekje vakantie, een weekje naar zee. Uitwaaien, genieten. Ik heb er zo naar uitgekeken. De restaurantjes zijn al gereserveerd. Maar ik sta op met een grieperig gevoel. Al mijn spieren doen pijn, en ik hoest zoals ze bij ons zeggen “als nen ouden hond”. Koorts genomen, 39,5°. Da’s even schrikken. Dafalgan genomen, en gekeken waar de dichtstbijzijnde dokterspraktijk is. Samen met An, mijn vrouw, strompel ik er op flanellen benen naartoe. “Ja meniere, ’t zal zekers een zwaar vallingske zijn, of ’t begin van de griep, ’t is de periode van ’t joar neen. ‘k Zal veur olle zekerhied moar antibiotica veurschrieven”.

Terug in het appartement neem ik een pil, en kruip terug in bed. An en de kinderen gaan alleen op restaurant, ik heb geen energie en geen honger. ’s Avonds terug een pil, en bed binnen. Halverwege de nacht worden zowel An als ikzelf wakker doordat ik lig te daveren en te klappertanden dat het geen naam heeft. Opgestaan, koorts gemeten, meer dan 40°. Lichte paniek. Twijfel ook. Rijden we naar het ziekenhuis in Oostende, of wachten we nog even. Dan toch maar terug in bed gekropen.

Woensdag en donderdag blijft de koorts tussen de 39° en de 40°. We rijden terug naar huis, en gaan onmiddellijk bij onze vaste huisarts. Longen klinken niet zo goed, ik krijg zwaardere antibiotica voorgeschreven. De hoest is intussen nog erger geworden. Maandagmorgen terug naar de huisarts. De koorts is bijna weg, de hoest totaal niet. 3de soort antibiotica, en 2 dagen ziekteverlof.

Fast forward naar donderdag 12/03. Ik ben thuis aan het telewerken, als ik mij rond 11u ineens niet goed voel. Ik hap naar adem, ik krijg bijna geen lucht meer binnen. Grote paniek. Ik bel de huisarts, die mij onmiddellijk naar het triagecentrum stuurt. Ik verwittig nog vlug het werk en mijn vrouw, en vertrek. Na nog geen 5 minuten onderzoek krijg ik een blad in mijn hand “waarschijnlijk Covid positief”, en moet ik onmiddellijk doorrijden naar het Spoed.

Van zodra ik daar binnenkom (rond 13u) en ze mijn blad zien, word ik compleet afgezonderd. Na een tijdje komt iemand die van top tot teen ingepakt is me halen. Het ziet er juist een astronaut uit, ik waan me in de NASA. Enkel aan de stem kan ik horen dat het een vrouw is. Met een lift gaan we naar boven, en kom ik aan op de “Covidafdeling”. Dozen en kasten staan door mekaar in een gang, verpleegsters weten nog niet goed wat waar ligt, ze zijn de afdeling nog op punt aan het stellen. Ik word in een kamer gebracht, moet wachten, en mag vooral de kamer niet verlaten. Ik ben blijkbaar één van de eerste patiënten. Testkits van Covid zijn er nog niet. Er wordt onmiddellijk een katheter gestoken, en ik word aan een hoop testen onderworpen. Ik bespaar jullie de details, de meest pijnlijke is de bloedafname in de slagader om de saturatie te meten. Pijnlijk omdat deze ader een dikkere wand heeft dan de andere aders.

Rond 19u ’s avonds heeft de spoedarts de resultaten van alle onderzoeken. De belangrijkste zijn: de longen zijn niet helemaal ok, maar het is geen longontsteking. En de saturatie staat slechts op 93%. Voor de leken onder ons (zoals mezelf): bij een gezond persoon staat de saturatie minstens op 95%, maar veeleer rond de 98%. De dokter roept er alle verpleegsters bij en vraagt mij om eens te hoesten. Ik kuch, maar dat is duidelijk niet de bedoeling. Hij maakt zich kwaad, zegt dat ik diep moet inademen, en dan hoesten zo hard ik kan. Ik doe wat hij vraagt, en ik krijg een hoestbui waar ik bijna in blijf. Ik snak naar adem, ik voel mezelf wegdraaien. Net op tijd krijg ik terug lucht. Waarop de dokter zegt tegen alle verpleegsters terwijl hij naar mij wijst “dit, dames, is Covid-19”. Na nog een uur twijfelen of ik opgenomen moet worden of niet, wordt toch beslist dat ik terug naar huis mag, en dat ik thuis moet uitzieken, met de nodige instructies: apart slapen, apart eten, geen enkel huidcontact met mijn huisgenoten, en minstens op 2 meter afstand van hen blijven.

An maakt in allerijl de logeerkamer met veldbed klaar. Dit kleine kamertje zal de komende 6 weken mijn leefwereld worden (maar dat wist ik toen nog niet). Ik voel mij belabberd, compleet uitgeput, neem een Dafalgan, en ga slapen. Nu ja, slapen. Ik moet dat veldbed nog gewoon worden, en ik lig te piekeren. Het besef komt binnen dat ik echt Covid-19 heb. Ik ken niemand anders die het heeft, niet in mijn familie, niet in mijn vriendenkring, niet op het werk. Een ziekte die bij de huisarts wel al even ter sprake kwam, en waarvan hier in het Westen nog helemaal niets geweten is. ’s Anderendaags word ik wakker, en wil ik opstaan, maar het lukt niet. Het duurt 5 minuten eer ik uit ligstand in zitstand geraak, en ik ben compleet uitgeput door die ene handeling. Ik snak naar adem, en mijn hart gaat als een razende te keer. Het voelt alsof mijn lichaam het compleet gaat begeven.

Die eerste paar weken leef ik in een waas. Mijn huisgenoten, waarvan ik nu zo graag een knuffel zou krijgen, zie ik amper of niet. Ik kan niets doen, elke inspanning is te veel. De trap naar boven is iets van een 15 treden, ik doe er een halfuur over om boven te geraken, en dan ben ik bekaf en stroomt het zweet van mij. Ik krijg last van een continu zeurende hoofdpijn, lage rugpijn, en mijn smaak en geur zijn weg. De 3de week komt er nog eens bij dat ik mijn stem volledig kwijt ben ook, gedurende een ganse week. Ondertussen is de hoofdpijn ook erger geworden. Gelukkig heb ik vroeger nog cranio sacraal therapie gekregen bij een kinesist, zodat ik de hoofdpijn enigszins zelf kan verlichten. Toch is er één avond dat ik zodanig barstende hoofdpijn heb, dat ik echt denk dat ik ga sterven. Ik neem een Dafalgan, een kalmeerpil en een slaappil, en kruip in mijn bed. ’s Anderendaags kom ik gewoon wakker, mijn eerste gedachte is dan ook “oef, ik heb het overleefd”. Na die week heb ik verrassend genoeg zowel stem, smaak als geur terug. Maar toch voel ik mij rotslecht. Inspanningen zijn nog moeilijker geworden, en mentaal begint het ook door te wegen. Ik voel mij een paria in mijn eigen huis. Mijn kinderen ontwijken mij uit angst om het ook te krijgen. Van de huisarts krijg ik te horen dat de besmettingsperiode in China ondertussen tussen de 20 à 37 dagen ligt.

Ongelooflijk maar waar, de 5de week ben ik mijn stem opnieuw volledig kwijt, terug voor een ganse week. En heb ik opnieuw zo’n avond waarop ik denk dat het gedaan is, dat mijn hoofd gewoon gaat barsten van de pijn. Aan inspanningen moet ik al helemaal niet denken. En die oververmoeidheid, niet normaal. Ik slaap minstens 16 uur per dag, en toch ben ik zo moe. De 6de week is er een beetje beterschap, in die zin dat ik al eens een boek durf vastnemen, en wat kan lezen. Maar maximaal 1 uur, want dan begint het te schemeren voor mijn ogen.
Na die week is er voor mij nu een zwart gat tot half augustus. An heeft mij gisteren nog moeten vertellen dat ik toen (ergens eind april begin mei) terug aan het werk gegaan ben, maar dat ik elke middag een uur of 2 sliep, omdat ik het werk anders niet kon volhouden. Maar daar kan ik mij dus met de beste wil van de wereld niets meer van herinneren.

Nog eens fast forward naar half juli nu. Het is An al opgevallen dat ik meer en meer vergeet, dat ik dingen die ik de dag ervoor gezegd heb me niet meer herinner, zelfs al herhalen ze het nog eens. Dat ik agressiever ben dan normaal. Dat mijn reacties soms buiten proporties zijn. Maar ook dat ik nog steeds geen 100 meter kan wandelen zonder buiten adem te zijn. Ze maakt zich zorgen, en maakt een afspraak in het ziekenhuis met pneumologie. De 2de week van augustus (denk ik toch) mag ik gaan voor een blaas- en fietsproef. Bij de blaasproef wordt duidelijk dat als ik uitadem, de kleine luchtwegen zich sluiten, waardoor ik onvoldoende zuurstof binnenkrijg. De fietsproef is een ander paar mouwen, zeg maar gewoon een regelrechte ramp. Dit is zo’n proef zoals coureurs moeten doen, met een masker over je mond, en gas geven, zoveel je kunt. Op een bepaald moment moest ik teken doen dat het niet meer ging. Ik was uitgeput en stond op het punt om flauw te vallen. Resultaat van de fietsproef: ik geraak nog niet tot aan de ondergrens van wat iemand van mijn geslacht, gestalte en leeftijd, zou moeten halen. De pneumologe stuurt mij diezelfde dag onmiddellijk door naar de cardioloog. Die is oprecht heel blij als hij kan melden dat met mijn hart alles in orde is. Hij vertelt dat hij al veel andere slachtoffers gezien heeft, waarbij het hart permanente schade heeft opgelopen. Toch een opsteker. Daarnaast schrijft de pneumologe mij ook in in het revalidatieprogramma dat het ziekenhuis opgestart heeft. Dit houdt in dat ik 2x per week gedurende een uur onder begeleiding van een ergotherapeut allerlei oefeningen doe om mijn conditie terug op peil te krijgen. Met dit laatste ben ik heel blij, want nu heb ik tenminste het gevoel dat ik probeer om er iets aan te doen en om te vechten tegen het virus, in plaats van te liggen wachten tot het betert.

Omwille van mijn karakterwijziging, stuurt de pneumologe me ook door naar neurologie. Eerst maken ze een MRI-scan van de hersenen. Als we dan voor de bespreking bij de neurologe zelf zitten, val ik bijna van mijn stoel als ze zegt dat ik 2 tromboses gehad heb, aan elke kant van mijn hersenen één. De ene trombose heeft mijn serotoninepomp kapot gemaakt, de andere heeft hetzelfde gedaan met mijn kortetermijngeheugen. Dat verklaart natuurlijk veel over die vergeetachtigheid. De remedie voor de serotonine is eenvoudig: pillen nemen (die niet verslavend zijn). Die voor het herstel van het kortetermijngeheugen is een ander paar mouwen: compleet, maar dan ook compleet omgooien van mijn leven zoals het voor Corona was: geen druppel alcohol meer drinken (daaaag lekker Duveltje) voor tenminste 2 tot 3 jaar, elke dag om 21u30 gaan slapen (waar ik vroeger minstens tot 23u à 24u opbleef), en ’s middags geen middagdutje meer. Dit is een zéér bittere pil om slikken. De moraal zakt tot onder het vriespunt, en ik zie het even niet meer zitten. Dit is een mokerslag waar ik toch enige dagen voor nodig heb om van te bekomen. Maar als ik wil dat mijn geheugen terug werkt zoals voorheen (zonder de garantie dat het ook effectief zal lukken), zit er niets anders op. Bye bye leven voor Corona, enter leren leven mét Corona.
De medische beslissing wordt ook genomen om niet meer te werken in mijn oud regime, maar om tijdelijk een medische halftijds te doen, maw elke dag een halve dag te werken. In samenspraak met mijn werkgever beslissen we om 4 maanden elke voormiddag te werken, en de namiddag te gebruiken om te rusten. Het kan ook niet anders, want na een kleine 4 uur computerwerk kan ik mij totaal niet meer concentreren, en krijg ik elke dag opnieuw hoofdpijn. Dafalgan en ik beginnen de beste maatjes te worden.

Zo gezegd, zo gedaan. In het begin is het wat aanpassen voor het werk, maar na een weekje loopt het vlot. De dagen dat er geen revalidatie is, probeer ik te wandelen. Dat begint met elke dag hetzelfde kleine toertje te doen. Stel je er niet te veel bij voor, ik wandel een halfuur, maar kom slechts aan anderhalve kilometer, ben doodblij als ik mijn voordeur terug zie, en compleet uitgeput als ik mij in de zetel laat vallen. Half oktober is er ineens slecht nieuws uit het ziekenhuis. Na 2 maand revalidatie wordt het programma tijdelijk stopgezet, omdat 9 van de 13 ergotherapeuten besmet geraakt zijn. Ok, ergotherapeuten zijn ook maar mensen, ik probeer er het beste van te maken, en wandel nu elke dag. Langzaam breid ik mijn toertje ook uit. Tegen half december wandel ik een uur, en zit ik aan 5000 stappen. Preus als een gieter ben ik. Bovendien krijg ik telefoon, dat de revalidatie heropgestart wordt. Ik ben zo blij als een klein kind. De vreugde is echter van zeer korte duur. Al tijdens de eerste revalidatie blijkt dat alles wat ik in die 2 maand van half augustus tot half oktober heb opgebouwd, terug kwijt ben. Mentaal een enorme klap. Toen had ik zoiets van laat mij maar gaan, zo wil ik niet verder leven.

An heeft toen serieus op mij ingepraat, mij terug moed gegeven, en ik ben blijven verder gaan naar de revalidatie. En nu pas, sinds vorige week, heb ik het gevoel dat ik terug op het niveau zit van half oktober. Het gaat dus wel degelijk vooruit, maar dan heel langzaam. Het voelt aan als de Processie van Echternach. Ondertussen hebben de medici al heel wat meer kennis over Covid-19, maar is er ook nog een heel deel waar ze nog niets van afweten. Over één ding zijn ze het allemaal eens: als je het zwaar te pakken gehad hebt, is het een werk van zeer lange adem (lees: jaren) om terug de oude te worden, en dan zijn ze nog niet zeker of je zelfs wel helemaal terug de oude kán worden.
We zijn nu dus exact 1 jaar verder, ik noem mezelf nog steeds een Covid-patiënt, wat ik ook ben, en ik heb nog een hele lange weg af te leggen. Hoe lang kan niemand mij zeggen, dat wordt afwachten en luisteren naar mijn lichaam. Maar ik blijf zo positief mogelijk. Al moet ik op mijn hoofd gaan staan, het zal mij lukken.

Voor die enkelingen die dit toch helemaal gelezen hebben: zonder de steun en het geduld van mijn vrouw en mijn kinderen zou ik nooit zo ver gestaan hebben, of was ik hier zelfs niet meer. Ik wil hen daar bij deze dan ook hartelijk voor bedanken. Verder wil ik ook mijn baas en mijn collega’s enorm bedanken, want ik heb vanaf dag 1 de broodnodige steun van hen gevoeld, wat voor mij van héél groot belang is. En daarnaast natuurlijk ook de steun en het begrip van alle dokters en specialisten die ik het voorbije jaar heb zien passeren. Dankjewel allemaal!
Ik wil toch eindigen met een krachtterm: Covid-19 is een serieuze smeerlap van een virus!

Voor degene die het ook hebben: hou vol, heb moed! Voor degene die het niet hebben: tracht het zo te houden, want deze hel wens je niemand toe.